De barok overspande vanaf begin 1600 ongeveer 150 jaar en kenmerkte zich door weelderige vormen, sterke contrasten en overdadige kleuren. De barokke kunstenaar wilde verrassing en verwondering opwekken en het publiek meevoeren in dramatiek en emotie. Die uitbundigheid had grote invloed op architectuur, literatuur, schilder- en beeldhouwkunst en de muziek. Hier ontwikkelde zich vanuit de madrigalen de Opera, later gevolgd door het Oratorium, de religieuze variant, en de cantate. Na de strakke polyfonie uit de Renaissance werd de muziek meer en meer homofoon, eenstemmig, met een herkenbare melodie en een volwaardige rol voor de begeleiding. Uitvoerende musici kregen de vrijheid om zelf versieringen aan te brengen en de snelle technische vooruitgang van de instrumenten opende voor componisten nieuwe wegen waarvan zij dankbaar gebruik maakten. Zo deed de basso continuo, de doorlopende baslijn zijn intrede en gaandeweg ontstond een heel nieuw genre: het Concerto Grosso, het onafhankelijke instrumentale samenspel. De Barok voerde de muziek mee in een stroomversnelling waarin tal van virtuoze componisten doorlopend grenzen verlegden.
De orkestrale begeleiding was opnieuw in de vertrouwde handen van het Dordrechts Kamerorkest, het DKO, dat sinds 2020 beschikt over een professioneel barokgezelschap.
Plaats van handeling was de Lutherse kerk in Den Haag en het concert duurde ruim één uur, zonder pauze.